X TERUG

VOORWOORD LANCE OP Z'N BEST

,,Nergens?’’ Verbaasd en vragend herhaalt radiopresentator Klaas Drupsteen mijn antwoord op zijn vraag waar mijn Tourverhalen ooit eerder verschenen zijn. Het is enkele dagen voordat mijn debuutboek ‘Lance en de Rest’ op de markt komt. Met het oog daarop ben ik op die redelijk vroege maandagochtend te gast in het radioprogramma Plein Publiek van de NCRV. Redactrice Lianne heeft mij al op de hoogte gebracht dat presentator Drupsteen ook gek is van wielrennen, dus dat moet een leuk geprekje kunnen worden. Ik leg Klaas en zijn luisteraars uit dat ik mijn Tourverhalen sinds 2000 slechts op een eigen website publiceer, maar dat een bundel verhalen nu eenmaal niet werkt op het internet. Klaas vindt het nogal bijzonder. Jaar in jaar uit elke Tourdag een ‘stukkie’ schrijven en dat voor een heel summier lezerspubliek. ,,Welke gek doet dat nu voor bijna niemand?’’, vraagt de nog steeds verbaasde presentator zich af. Tja, daar heeft hij een punt. Ik antwoord iets over beperkingen door mijn baan als regionale journalist en dat de Tour niet in onze weekbladen past. Dus rest mij niets anders dan het onweerstaanbare verlangen om over de mooiste wielerkoers ter wereld te schrijven tot pure hobby te bombarderen. In het nieuwe millennium volg ik de Tour meer op de voet dan ooit. Via de televisie, want dat is en blijft de meest perfecte wielertribune. Urenlang kijk ik naar de gevechten van de sprinters, de mannen van de lange vluchten en natuurlijk de berggeiten. Tot vierkante ogen aan toe! Daar moet je wel een beetje gek voor zijn, daarin moet ik Klaas Drupsteen gelijk geven. Maar de Tour is eigenlijk ook alleen voor gekken. Welk normaal mens peinst er over om in drie weken tijd een dikke drieduizend kilometer af te leggen op twee smalle wielen en een iel hard zadel? Of om als journalist of verslaggever diezelfde afstand in diezelfde tijd af te rossen per auto en nauwelijks iets van de koers te zien? En dat alleen maar omdat je van je hobby je beroep hebt gemaakt. Of welk normaal denkend mens staat urenlang in de brandende zon langs het asfalt voor een sportspektakel dat soms slechts luttele seconden duurt? Een kleine tweehonderd flitsjes zien deze enthousiaste toeschouwers aan zich voorbij gaan en trekken intens gelukkig huiswaarts. De Tour is voor al die mensen een hoogtepunt in de zomermaanden, maar gekkenwerk is het. De heroďek, de drama’s, de strijd, de vreugde-uitbarstingen en de diepe teleurstellingen. Het heeft een enorme magneetkracht op vele sportliefhebbers. En niet te vergeten de rijke historie van ’s werelds grootse wielerwedstrijd en het fraaie decor van de veel geprezen Franse landschappen, dorpen en steden. ,, Kun je van jou zeggen dat je Francofiel bent?’’, vraagt Klaas. Dat is zeker niet het geval. Gek van de Tour de France, dat wel. Al sinds mijn jeugd, toen de roemruchte Raleigh-ploeg alles en iedereen aan flarden reed. ,, TI-Raleigh!’’, reageert Klaas enthousiast door de herkenning. ,,Met Peter Post als ploegleider. Jan Raas en Kneteman.’’ Het zijn enkele namen die mij besmet hebben met de Tourkoorts. En die is nooit meer verdwenen. Eigenlijk ben ik dus meer een Tour de Francofiel!

Naar aanleiding van de titel van mijn eerste Tourboek ‘Lance en de rest’ vraagt Klaas of Lance Armstrong toch een beetje mijn favoriet is. Stellig antwoord ik: ,,Nee, zeker niet.’’ De fascinatie voor de Tour heeft mij dan wel grotendeels onpartijdig gemaakt, maar wat meer spanning in de strijd om het geel is natuurlijk de droom van elke Tourvolger. Zo is het bij mij niet anders. Ik kan met volle teugen genieten van zijn manier van rijden. Die vederlichte tred en zijn fameuze felle aanvallen bergop. Armstrong is de Tourrenner bij uitstek. Een minutieuze voorbereiding en een perfect geformeerde ploeg hebben hem onverslaanbaar gemaakt en daardoor is de Amerikaan voorspelbaar geworden. Dat neigt naar saaiheid. Alleen daarom is hij niet bij voorbaat mijn favoriet. Klaas is het daar helemaal over eens. ,,Armstrong heeft alles zo onder controle, dat er eigenlijk niets meer aan is’’, meent de NCRV-presentator, die een duidelijke voorkeur heeft voor Jan Ullrich. Die vindt hij leuker door zijn kilootjes teveel in de winter en lente en zijn wat meer onbekommerde houding ten opzichte van het wielrennen. ,,Die maakt zich niet zo druk’’, meent Klaas. In 2003 was zijn favoriet dichterbij een tweede Tourzege dan ooit, dus wie weet in 2004? Of ik die Tour van 2004 ook weer schrijvend ga volgen, wil Klaas nog van mij weten. Opnieuw toont hij zich verbaasd. Niet over mijn bevestigende antwoord, maar wel over mijn flegmatieke houding ten opzichte van een zoektocht naar een medium om mijn ‘stukkies’ te publiceren. Daar loop ik niet zo hard voor en daar begrijpt hij niets van. En zo prijken er eind juli 2004 gewoon weer 21 gloednieuwe Tourverhalen exclusief op mijn eigen website. De meeste van deze verhalen zijn in deze tweede Tourverhalenbundel opgenomen. Samen met een selectie Tourverhalen uit de overige jaren van dit nieuwe millennium geven zij na ‘Lance en de rest’ opnieuw een beeld van de hedendaagse Tour de France. Ditmaal gaat het over Engelstalige proloogbeulen, rappe sprintcowboys, balende vluchters, karaktervolle Aussies, gezegende ontsnappingen, dramatische valpartijen en chauvinistische Fransen. Natuurlijk is de glansrol weer voor Lance Armstrong. De Amerikaan wint als eerste zesmaal de Tour de France. Hij toont zich de beste Tourplanner ooit, maar vooral ook een ongenaakbare tijdrijder en een fantastische klimmer. Saai of niet, niemand kan er omheen. Dus ook de titel van deze verhalenbundel niet, want in de eerste Tourjaren van het nieuwe millennium is Lance op z’n best.

Raymond Kool

NAAR BOVENZIJDE PAGINA