INTERVIEWS LANCE EN DE REST
NCRV Radio Plein Publiek - De Almare
Plein Publiek (NCRV Radio 7-6-2004)
Op maandag 7 juni 2004 was Raymond Kool te gast in het NCRV-radioprogramma Plein Publiek op 747 AM. Presentator Klaas Drupsteen voelde hem een half uur aan de tand over zijn debuutboek 'Lance en de rest' en zijn voorliefde voor de wielersport. Een speciale verslaggever, Maarten Bleumers, trok voor Raymond Kool speciaal naar de Cauberg. Een plaats waar hij nog nooit is geweest, maar razend benieuwd naar is. De verslaggever knalde met een geleende fiets en zijn telefoon in de hand zelf een stuk deze beroemde Nederlandse wielerberg op en maakte een korte reportage.. Daarna volgde het volgende gesprek tussen Klaas Drupsteen (KD) en Raymond Kool (RK):
KD: We gaan het hebben over ‘Lance en de rest’, een boek dat jij geschreven hebt. Vertel eens wat daar in staat. Hoe is dat samengesteld?
RK: Het is een selectie van verhalen, die ik geschreven heb vier jaar lang, sinds 2000, naar aanleiding van elke etappe van de Tour de France. We hebben daar een selectie uitgemaakt en die hebben we gerangschikt op thema’s. Er zitten elf thema’s in.
KD: Maar je hebt die artikelen geschreven, vier jaar lang elke dag de Tour gevolgd, en waar zijn die artikelen in verschenen?
RK: Nergens.
KD: Nergens?
RK: Nee, nu in boekvorm.
KD: Dat maakt het zo bijzonder, want die schreef je eigenlijk voor bijna niemand.
RK: Ja, voor bijna niemand, alleen op internet.
KD: Die heb je op internet gezet?
RK: Ja, in 2001 heb ik zelf een website gebouwd. Daar heb ik de artikelen opgezet, zodat je ze dan toch nog ergens kunt publiceren. Het is eigenlijk een boekje op internet, het heet ook Tourverhalen On-Line.
KD: Maar welke gek doet dat nu voor bijna niemand?
RK: Tja, ik schreef natuurlijk al heel veel overdag, maar dat was voornamelijk lokaal, omdat ik op een lokale redactie zat. En dan kun je dit soort verhalen niet schrijven. En je kunt ook niet zeggen ‘ik ga een ander medium benaderen’, want je werkt al in loondienst. Dus dat kun je niet doen. Dus dan kun je het alleen als hobby doen, maar om het dan alleen maar op je computer te laten staan en er helemaal niets mee te doen… Toen ben ik het op een website gaan plaatsen. Je krijgt dan wel wat bezoekers, maar het lezen van verhalen in boekvorm op het internet, dat werkt niet.
KD: Ik probeer me dat nog even voor de geest te halen. Je moet die Tour natuurlijk wel volgen. Je was er niet bij in Frankrijk, hè?
RK: Nee, nee, juist niet.
KD: Juist niet?
RK: Nee.
KD: Maar je was gewoon aan het werk overdag?
RK: Ja.
KD: Hoe weet je dan wat er gebeurt in de Tour?
RK: Op de redactie stond de tv tijdens de live-reportage wel aan.
KD: Met een half oog keek je daarna en dan schreef je daar een mooi artikeltje over?
RK: Nou nee, er was natuurlijk altijd een samenvatting uitgebreid om zeven uur van een uur lang. Dus daar kwamen de hoogtepunten nog wel een keer in langs. Maar goed, niet alleen naar aanleiding van de wedstrijdbeelden maak ik een verhaal, maar ik maak het verhaal ook naar aanleiding van wat de renners dan zeggen in een interviewtje na afloop of wat gasten in een Tourjournaal zeggen.
KD: Is het niet heel vervelend om van afstand juist te kijken?
RK: Nee.
KD: Je kunt er niet rondlopen. Je kunt het niet opsnuiven. Je kunt niet met die mensen praten. Je moet het allemaal van anderen hebben.
RK: Ja, maar bij de Tour de France, zoals bij alle grote sportevenementen tegenwoordig, krijg je als journalist van een kleiner medium toch al moeilijker mensen te spreken. Ik heb zelf in het perscentrum gestaan bij het Nederlands Elftal en gezien dat ook gerenommeerde journalisten gewoon stonden mee te schrijven met wat de tv-commentator vroeg op dat moment. En dat lees je dan ook de volgende dag in de krant, want je krijgt niet iedereen meer te spreken.
KD: Dus je mist eigenlijk niet veel?
RK: Niet veel. Hooguit de sfeer en hoe het eraan toegaat. Maar dat is toch ook vrij hectisch. En ook tv-commentatoren zitten niet in de wedstrijd, die zitten ook aan de finish op zo’n klein schermpje te kijken.
KD: Alleen op de motor dan, zoals onze Sjors! Fröhlich.
RK: Dat is dan wel aardig, maar dat is maar een heel select groepje.
KD: Precies. Die mazzelaar.
RK: En je kunt het op tv gewoon het beste zien.
KD: Dat snap ik. Ik snap ook wel dat je het leuk vindt om er naar te kijken, maar waarom moet je dat dan nog opschrijven? Je kunt het toch ook voor jezelf allemaal bedenken.
RK: Ja, maar goed, je bent schrijver en dan wil je daar iets mee. En het spreekt je dan zo aan, dat je daar iets mee wilt gaan doen. En het was niet alleen het idee van ‘ik wil persé schrijven en dan zie ik wel wat ik ermee ga doen’. In mijn achterhoofd had ik altijd wel, dat ik wilde kijken of het in boekvorm uitgegeven kon worden.
KD: Maar heb jij nou iets toe te voegen aan dat wat al wordt geschreven in bijvoorbeeld de kranten of bijvoorbeeld de boekjes die door Mart Smeets geschreven worden? Tim Krabbé schrijft geloof ik ook over wielrennen?
RK: Je hebt natuurlijk ook nog Jeroen Wielaert, Jean Nelissen……
KD: Martin Ros.
RK: Maar die maken dat natuurlijk allemaal op hun eigen manier. Bijvoorbeeld een Mart Smeets of een Jeroen Wielaert, die zitten in de Tour en die schrijven het vanuit dat oogpunt. Die vertellen wat achtergrondverhalen, ‘achter de schermen’-verhalen zal ik maar zeggen. En dan heb je natuurlijk sec de verslagen, die de volgende dag in kranten staan . Ik haal mijn inspiratie uit de tv. Dat is toch een andere invalshoek, dan dat zij doen. Ik kan alleen maar schrijven over wat je op tv ziet, en er is heel veel op tv, alles komt op tv. Vaak is het ook leuk om een boekje te lezen, waar een soort herkenning in zit. Zo van ‘dat heb ik ook gezien!’. Dat heb je natuurlijk bij Mart Smeets niet. Dat zijn heel andere verhalen. Dat is leuk om te horen hoe dat dan gaat daar achter de schermen bij de Tour de France’.
KD: Misschien goed om een klein voorbeeldje, een klein stukje voor te lezen, zodat we weten hoe jij ongeveer schrijft en wat er in staat. Dan zat ik te denken aan, het heet dan wel ‘Lance en de rest’, maar even aan Michael Boogerd. Vind je dat goed? Onze nationale held op dit moment natuurlijk op wielergebied. Het heet geloof ik ‘Gelukzalige jongensdroom’? Een klein stukje, doe maar even.
RK: 'Stampend op de pedalen knalt de kleine Michael door de straten van de stad. Statige huizen, toeterende auto’s, slalommende motoren en kakelende voetgangers glijden langs hem heen. De kleine Michael is in gedachte ver weg. Op zijn fietsje waant hij zich in de Alpen. De statige huizen zijn in zijn eigen wereldje bergreuzen die hem omringen. De claxonnerende auto’s en krioelende motoren de volgers van de Tour. De voetgangers zijn zijn publiek en de bruggen cols van de buitencategorie. Zelf is hij Hennie Kuiper. De enige Nederlander, die na Theo Middelkamp nog eens door het hooggebergte van de Tour soleerde. Staand op de pedalen neemt hij krachtig de bruggen van de hofstad. De steilste van allemaal bewaart hij voor het laatst. In het midden droomt hij de finishlijn. Hij is er bijna. Kleine Michael denkt aan hoe trots zijn moeder en zijn vriendinnetje op school zullen zijn. De concurrentie zit hem op de hielen, maar hij is natuurlijk sterker. Verbaasd kijken voetgangers, automobilisten en motorrijders het fietsende kind aan als hij zijn armen ten hemel richt. Hij lacht zijn melktandjes bloot en is voor even de gelukkigste jongen van Den Haag.'
KD: Ja, en dan gaat het artikel verder en uiteindelijk dan wint hij op La Plagne?
RK: Ja, dan wint hij op La Plagne en dan haal ik het weer terug, dat hij op La Plagne weer denkt dat hij in Den Haag is.
KD: In 2002 was dat.
RK: Ik probeer het toch altijd wel op basis van feiten te doen. Dat is dan iets dat hij zelf in een interviewtje heeft aangegeven bijvoorbeeld. Dat probeer ik dan op een kleurrijke, leuke manier te vertalen.
KD: Het is trouwens hartstikke herkenbaar. Ik deed dat vroeger ook als jochie. Stampen en dan heel erg naar je benen kijken, want dan ging je harder had ik het gevoel. Ik weet niet of dat zo werkt, maar dat deed Michael Boogerd ongetwijfeld ook. Deed jij het ook?
RK: Ja, zeker.
KD: En waar fietste jij?
RK: Voornamelijk hier in het Gooi in de omgeving. Ik heb tijden in mijn jeugd in Huizen gewoond en moest ik veel naar Hilversum. Als je dan die afstanden rijdt, en je rijdt alleen, dan waan je je als kind een wielrenner en als je dan een klein heuveltje op gaat….
KD: Dan is het de Alpe d’Huez. Meteen!
RK: Ja, Alpe d’Huez! Absoluut.
KD: Ja, ik heb het ook gedaan. Je keek vroeger ook altijd al of je luisterde naar de radio?
RK: Ja, ja. Met de paplepel ingegoten is een wat te groot woord, maar al van kinds af aan volgde ik het. Mijn vader volgde het ook altijd, voornamelijk op de radio, Langs de Lijn, Radio Tour de France. Mijn vader was vrachtwagenchauffeur en ik ging vaak met hem mee in vakanties. Als het dan in de eerste drie weken van juli was, dan hadden we altijd Radio Tour de France aan.
KD: Ja, met Theo Koomen, hè? Geweldig was dat.
RK: En dat was ook in de periode van de Raleigh-ploeg….
KD: TI-Raleigh! Met Peter Post als ploegleider. Jan Raas en Kneteman.
RK: Dat waren hoogtijdagen en dat enthousiasme is eigenlijk nooit meer weggegaan voor het wielrennen.
KD: Wat is dat nou? We hebben deze hele sportzomer. We hebben voetbal, de Olympische Spelen, we hebben twee keer tennis, noem maar op. Is wielrennen voor jou het hoogtepunt? De Tour?
RK: Eh…. ja.
KD: Ik wou zeggen…
RK: Ja, absoluut. Hoewel ik ook kan genieten van andere sporten.
KD: Behalve van voetbal tegenwoordig. Maar wat tilt dat wielrennen er nu boven uit?
RK: Wat ik voornamelijk belangrijk vindt, is dat wat ik bij wielrennen heb, dat het mij niet zo veel uitmaakt wie er wint. En als je naar voetballen gaat kijken, dan heb je al snel een voorkeur.
KD: Maar dat maakt sport toch juist leuk, als je fanatiek bent?
RK: Ja ook, maar dan kijk je minder naar de sport zelf. Al speelt het Nederlands Elftal nog zo slecht, als ze eenmaal winnen heb je toch nog een goed gevoel.
KD: Het gaat om het resultaat, hè.
RK: En bij wielrennen heb ik dat niet. Dan kijk ik echt naar die emoties van die renners, hoe ze moeten afzien, de ploegtactieken. Dat vind ik prachtig.
KD: Schets eens beelden voor ons. Wat is dan mooi? Kijk je naar het gezicht van Lance Armstrong met die blik zo in het niks?
RK: Bijvoorbeeld ja. Daarom is het ook zo mooi om het op tv te kijken, want dat zie je aan de kant van de weg niet.
KD: En wat zie je nog meer voor je als je nu aan het wielrennen denkt?
RK: Het is toch een strijd tegen de elementen. Het is één van de zwaarste sporten die er is. Welke sport heeft er nu 21 wedstrijddagen in 23 dagen, achter elkaar, zoals de Tour de France is? En om dat vol te houden is natuurlijk op zich al een hele prestatie. Dat zie je ook en er gebeurt natuurlijk ook gewoon heel veel. Er is drama, er is vreugde. Dat vind ik het mooie er aan.
KD: En valpartijen?
RK: Ja, valpartijen en mensen die geblesseerd raken, eigenlijk niet meer verder kunnen, maar toch doorgaan en uiteindelijk toch op moeten geven.
KD: Hoe beleef jij die valpartijen eigenlijk? Zeker aan het begin van de Tour met al die rotondes daar in Frankrijk. Dan rollen ze over elkaar alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
RK: Daar zit ik niet juichend bij te kijken.
KD: Niet zo van ‘hoe meer valpartijen hoe beter’?
RK: Nee, nee, want dat is juist zonde. Als dat in het begin gebeurt en er ontvallen renners, zeg maar, niet letterlijk, maar die er uit moeten, dat kan zo’n hele Tour beïnvloeden.
KD: Ja, Beloki hè, de afgelopen Tour?
RK: Ja, bijvoorbeeld. En dat is dan jammer, want je weet nooit hoe het anders afgelopen zou zijn. Maar het hoort er natuurlijk wel bij. Vallen hoort bij het wielrennen en zeker bij de Tour.
KD: Jouw boek heet ‘Lance en de rest’. En je zei net ‘ik ben niet partijdig’. Is Lance toch niet een beetje jouw favoriet dan?
RK: Nee.
KD: Nee?
RK: Nee, nee, nee. Zeker niet.
KD: Zeker niet?
RK: Nou ja, zeker niet. Kijk, Lance Armstrong, die heeft hem natuurlijk al vijf keer gewonnen. En dat begint dan toch wel een beetje saai te worden.
KD: En vijf keer achter elkaar ook.
RK: Ja. Maar zijn manier van rijden vind ik wel prachtig hoor, daar gaat het niet om. Veel mooier dan bijvoorbeeld Indurain, die hem ook vijf keer achter elkaar won.
KD: Wat is daar mooier aan dan?
RK: Ik vind dat Lance Armstrong toch wel wat meer laat zien, dan wat Indurain deed. Die was veel passiever. Armstrong is natuurlijk wel een aanvaller.
KD: En het verschil ook. Dat stoempen, dat stampen op de pedalen wat Indurain deed en dat lichtvoetige van Armstrong.
RK: Ja, dat ziet er natuurlijk al veel spectaculairder uit. Kijk, Indurain verdedigde voornamelijk altijd in de bergen en dat doet Armstrong niet.
KD: Maar er wordt tegenwoordig toch ook al gesproken over die wielrenfabriek van US Postal. Dat het allemaal zo goed onder controle is en dat hij zo precies weet wie hij in zijn ploeg moet hebben, dat er niets meer aan is.
RK: Dat is wel het ‘jammere’ eraan. Als je vroeger naar de Tour de France keek….., maar dan fietste iedereen ook gewoon het hele seizoen. Lance Armstrong fietst in wezen alleen de Tour de France. En andere wedstrijdjes, die hij mee doet, zijn een voorbereiding daarop.
KD: En datzelfde geldt voor Jan Ullrich, hè?
RK: Als je natuurlijk een kans wilt maken, dan moet je je ook op die manier gaan voorbereiden. Anders ben je kansloos bij voorbaat.
KD: Wat vind je van Jan Ullrich?
RK: Ik vind Jan Ullrich ook weer meer een type als Indurain. Toen die in ’97 won, was ik ook bang dat hij de volgende vijf zou winnen. Ik vind het een iets minder spectaculaire renner dan Armstrong bijvoorbeeld.
KD: Ja. Ik vind Jan Ullrich veel leuker. Heb je toevallig in De Volkskrant gelezen vandaag, hij zei…, het ging over zijn dochtertje, toen zeiden ze ‘hoe gaat het nu met je dochtertje?’. Hij zei: ‘Die doet eigenlijk alles wat ik mijn hele leven al heb gewild. Alleen maar slapen en eten.’ Hij wordt er voortdurend van beschuldigd dat hij veel te dik is. Ik vind dat op zich wel grappig allemaal. Die maakt zich niet zo druk, die staat er wel als de Tour de France bezig is waarschijnlijk. Tja, en onze eigen Nederlanders? Wat heb je daar mee? Michael Boogerd, daar heb je dus over geschreven. Erik Dekker, heb je ook een paar verhalen over geschreven.
RK: De Nederlanders zijn op dit moment natuurlijk geen slechte renners, maar het zijn geen ronderenners. Dus voor de Tour de France moet je er op rekenen, dat die een dagsuccesje proberen te halen en niet echt voor het algemeen klassement mee doen.
KD: Baal je daarvan, dat we het daar van moeten hebben? Dat het in Nederland wat dat betreft niet zo goed gaat.
RK: Ja, dat is wel jammer natuurlijk. Ook voor het grote publiek in Nederland, maar ondanks dat leeft de Tour nog heel erg in Nederland. Ondanks dat al jaren geen Nederlander kans maakt op de eindzege. Maar goed, het zou leuk zijn als er weer eens een Nederlander mee zou doen om de eindzege. Alleen, wat ik al zeg, het maakt mij niet zo heel veel uit wie er wint. Ik vind het ook prima als een ander wint.
KD: Ben jij ook erg van de plaatjes als je naar de Tour de France kijkt? Af en toe is er niet zoveel te doen en zo’n helikopter, die zwenkt dan wat uit. Die laat dat dan allemaal zien. Houd je veel van Frankrijk?
RK: Ik vind dat wel mooi. Het zijn wel mooie beelden, zeker als ze het hooggebergte in gaan, dat zijn dan mooie plaatjes, ja. Dat maakt het wel speciaal ook.
KD: Kun je van jou zeggen dat je Francofiel bent?
RK: Nee.
KD: Nee?
RK: Nee, nee.
KD: Maar je hebt wel een huisje daar, toch?
RK: Dat klopt, ja. Maar dat is puur toeval dat dat in Frankrijk staat.
KD: Oh ja? Dat was toevallig te koop…. ?
RK: Ik kwam helemaal niet zo vaak in Frankrijk. Ik kende mensen die daar ook een huisje hadden. Dan kom je daar eens en je denkt ‘het is hier wel mooi’. En het is op een redelijke rijdafstand van Nederland, want het is in de Bourgogne. Dus je kunt dan regelmatig heen en weer rijden.
KD: Een lekker wijntje zo nu en dan….
RK: Uiteraard.
KD: Hoe ga je dat nu de komende Tour doen? Dit boek is nu verschenen, ‘Lance en de rest’. Ga je door met schrijven op het internet?
RK: Ja, dat denk ik wel.
KD: Dat denk je wel? Het is over drie weken!
RK: Ik ga in ieder geval schrijven. Of ik het weer op internet plaats, dat zal nog even afhangen….
KD: Waarom niet dan?
RK: Kijk, als ik het nergens anders kwijt kan, dan….
KD: Oh, je schrijft liever voor een krant?
RK: Het zou iets kunnen zijn dat een medium dagelijks als column of verhaaltje zou kunnen meenemen. Daar heeft zich nog niemand voor gemeld, maar….
KD: Maar die komen ook niet zomaar. Daar moet je wel even achteraan.
RK: Ja, ja.
KD: En hoe doe je dat?
RK: Je kunt natuurlijk contact opnemen met…
KD: Ja, ja, dat snap ik. Maar ben je dan de hele dag aan het bellen nu?
RK: Nee, nee, dat ben ik niet. Dat moet ik eerlijk zeggen.
KD: Je doet er helemaal niks voor! Je komt ook een beetje flegmatiek over. Is dat zo?
RK: Is dat zo? Misschien is dat wel waar.
KD: Daar moet je toch werk van maken! Het is toch een droom of….
RK: Jawel, een droom was het al om het in boekvorm uit te geven. En dat is nu gebeurd. Dan heb je toch even zo’n luwte waar je dan waarschijnlijk in zit.
KD: Het komt woensdag uit, hè, dat boek?
RK: Ja.
KD: Heb je het al in handen gehad?
RK: Nee. Ja, wel de proefdruk, maar niet het boek zelf.
KD: Lijkt me een mooi moment.
RK: Ja, zeker.
KD: Een beetje bladeren, zo door dat boek.
RK: Ja, ik weet al wat er in staat, maar het blijft toch heel interessant.
KD: De eerste schrijffout die je dan tegenkomt.
RK: Als het goed is zijn die er uit, maar je weet het nooit.
KD: Maar wat doe je er nu naast? Werk je nog steeds bij De Almare?
RK: Nee, daar werk ik niet meer. Ik ben sinds vorig jaar november daar gestopt. Ik ga me nu wat meer toeleggen op freelancewerk en ik wil proberen wat meer boeken te schrijven. En niet alleen over wielrennen trouwens.
KD: En je weet dat je er zelf achter aan moet af en toe, hè?
RK: Ja, ja.
KD: Ik geef maar even een tip mee.
RK: Ja, maar anders had dit boek ook nooit uitgekomen. Al vijf jaar loop ik daar achteraan.
KD: Dat is in ieder geval gelukt. Dat boek heet ‘Lance en de rest’, het is geschreven door Raymond Kool, en het is uitgegeven bij BZZTôH. ….Vind ik altijd zo moeilijk om uit te spreken, dat woord. We gaan weer even naar de Cauberg, naar Maarten Bleumers.
(Reportage vanaf de Cauberg met Lieven Spits, geboren onder aan de Cauberg en schrijver van een boekje over Valkenburg en de Cauberg. Hij vertelt over het stijgingspercentage, de eerste wereldkampioen op de Cauberg, de Belg Maurice Kind in 1938, de eerste kampioen van Valkenburg, een bakkersjongen die dagelijks verse broodjes naar boven reed voor een rijke industrieel en over de Tour van ’92 op de Cauberg en de mogelijke komst van de Tour in 2006.)
MB: En Raymond Kool? Ga jij de Cauberg wellicht beklimmen? Raymond, lokt die nog steeds?
RK: Hij lokt zeker nog. Alleen, ik zal nog wel wat moeten trainen.
MB: Oké, maak een afspraak met meneer Spits, die kan je precies vertellen waar de stijgingspercentages het ergst zijn en dergelijke.
KD: Ja, Raymond, die Cauberg is een mooie berg. Fiets je überhaupt zelf of …..?
RK: Ja.
KD: Oh, dat wel.
RK: Ook pas sinds een paar jaar. Twee jaar eigenlijk.
KD: En nog steeds wel eens in gedachten met die Tour bezig?
RK: Nee….. niet meer, nee. Dat is echt voor kleine jongens.
KD: Oké, Raymond. Bedankt voor je komst en een prettige dag verder. En een prettige Tour alvast!
De Almare 9-6-2004
Tourverhalen uit het nieuwe millennium
ALMEERDER RAYMOND KOOL SCHRIJFT
VERHALENBUNDEL OVER TOUR DE FRANCE
Als klein jongetje zat hij al met zijn vader in de auto op vakantie ergens in Oostenrijk. Op zoek naar een radiozender met nieuws over de Tour de France. Jaren later is Raymond Kool (38) nog steeds in de ban van de Tour. En van zijn passie heeft hij zijn werk gemaakt. Deze week ligt zijn boek ‘Lance en de rest’, met 45 verhalen over de Tour en haar renners, in heel Nederland in de boekwinkel.
In 1988 schreef Kool zijn eerste artikel over de Tour de France. ,,Ik werkte als journalist bij de huis-aan-huiskrant De Gooi en Eembode. De Tour wordt altijd in juli gehouden en dat is op de redactie komkommertijd. Mijn collega Jan Verhoef en ik volgden op de redactie-tv de overwinning van Steven Rooks. Hij stelde voor om een pagina te maken over l’Alpe d’Huez. Ik was meteen enthousiast. We gingen aan de slag: hij schreef over de Tourgeschiedenis van de l’Alpe d’Huez en ik over de zege van Rooks. Ja, dat was heel leuk om te doen.” Daarna schreef Kool jaarlijks Tourpreviews voor de krant. ,,In die jaren was er niet echt iets dat aanleiding gaf om over te schrijven. Maar in 1991 was Erik Breukink een van de favorieten. Dat jaar heb ik vier weken lang elke week een pagina geschreven over de Tour.”
Boek
Na 1991 stopte Kool met het schrijven van de Tourpagina’s in de krant. ,,Er was niemand op de redactie die de pagina’s kon schrijven als ik op vakantie zou zijn tijdens de Tourperiode of onverhoopt ziek zou worden,” vertelt Kool. ,,Dat was wel heel jammer. Ik bleef wel de previews schrijven voor de krant.” Maar het bleef kriebelen bij Kool, als hij achter de buis de inspanningen van de renners volgde. ,,Ik wilde weer over de Tour schrijven en ben daar in 2000 mee begonnen. Ik volgde de Tour iedere dag en schreef daarna een verhaal. Maar dat heeft natuurlijk geen zin als er niets mee wordt gedaan. Ik heb toen een kleine uitgeverij benaderd met de vraag of ze iets met mijn verhalen konden. Helaas konden ze dat niet en toen heb ik de verhalen op een website gezet. De jaren erna heb ik diverse uitgeverijen benaderd en uitgeverij BZZTôH wilde mijn boek wel uitgeven.”
Rode draad
Een aantal van de verhalen die Kool in vier jaar tijd schreef, zijn gebundeld in zijn boek ‘Lance en de rest’. ,,Armstrong heeft nu vijf keer de Touroverwinning behaald en hij is dan ook een absolute hoofdrolspeler. Maar er zijn natuurlijk nog een heleboel andere renners, vandaar de titel”, legt Kool uit. De verhalen zijn geen saaie samenvattingen van de gereden etappes. ,,Door elk verhaal verweef ik een thema en er zijn leuke wetenswaardigheden in terug te vinden. De verhalen zijn op feiten gebaseerd. Ik probeer de gedachten te vangen van een renner die op dat moment, die dag in de picture heeft gestaan. Dit baseer ik op wat ik die dag heb gezien in de uitzending van de etappe, interviews met de renner en het Tourjournaal. Ik zeg wel eens: het schrijven is soms net zo zwaar als wat de renner doet. Niet elke etappe is natuurlijk spannend en interessant, en daar haal ik wel mijn inspiratie uit. Het is dus soms best een opgave om drie weken lang elke dag een verhaal te schrijven. Maar ik doe het graag.” Ook dit jaar zal Kool de Tour op de voet volgen en er verhalen over schrijven. ,,Als alles normaal verloopt denk ik dat Armstrong ook dit jaar zal winnen. Het zal dan zijn zesde zege zijn en dat zou hem recordhouder maken. Maar je weet het nooit, misschien staat er wel een jonge renner op”, lacht hij.
Het boek ‘Lance en de rest’ ligt vanaf deze week in de winkel, ISBN 9045300478. (Foto: Friedländer)