GELUKZALIGE JONGENSDROOM
Stampend op de pedalen knalt de kleine Michael door de straten van de stad. Statige huizen, toeterende auto’s, slalommende motoren en kakelende voetgangers glijden langs hem heen. De kleine Michael is in gedachte ver weg. Op zijn fietsje waant hij zich in de Alpen. De statige huizen zijn in zijn eigen wereldje bergreuzen die hem omringen. De claxonnerende auto’s en krioelende motoren de volgers van de Tour. De voetgangers zijn zijn publiek en de bruggen cols van de buitencategorie. Zelf is hij Hennie Kuiper. De enige Nederlander, die na Theo Middelkamp nog eens door het hooggebergte van de Tour soleerde. Staand op de pedalen neemt hij krachtig de bruggen van de hofstad. De steilste van allemaal bewaart hij voor het laatst. In het midden droomt hij de finishlijn. Hij is er bijna. Kleine Michael denkt aan hoe trots zijn moeder en zijn vriendinnetje op school zullen zijn. De concurrentie zit hem op de hielen, maar hij is natuurlijk sterker. Verbaasd kijken voetgangers, automobilisten en motorrijders het fietsende kind aan als hij zijn armen ten hemel richt. Hij lacht zijn melktandjes bloot en is voor even de gelukkigste jongen van Den Haag. Michael Boogerd is de wielerkoning van de bergen. Hij slingert ‘met losse handen‘ over de brug. Een luid ‘hé’ doet hem ontwaken uit zijn droom. ‘Kijk eens uit’, roept de man op de stoep hem toe. Kleine Michael grijpt zijn stuur en rijdt met een gelukzalig gevoel naar huis.
Mama Boogerd is trots als haar kleine Michael in 1996 met de grote jongens mee mag naar de Tour de France. Een ketting met een klavertje vier stopt ze hem toe als hij op weg gaat naar het grote avontuur. Het helpt, want de Tourdebutant wint in Aix-les-Bains, aan de voet van de Alpen, verrassend een etappe in ’s werelds grootste wielerkoers. Twee jaar later dartelt hij sterk met de toppers over de flanken van de Pyreneeën. Hij eindigt als vijfde in het algemeen klassement en Nederland maakt zich op voor de opvolger van vaderlandse Tourlegendes als Kuiper, Zoetemelk, Winnen, Breukink, Rooks en Theunisse. Jarenlang zet de Raborenner alles op de Tour, maar als kopman faalt hij steeds. Nu deze rol is overgenomen door de Amerikaanse belofte Levi Leipheimer is Michael Boogerd bevrijd van het juk van het leiderschap. Eindelijk kan hij weer frank en vrij aanvallen. In Beziérs grijpt hij na een lange vlucht net naast de ritwinst. Op de Mont Ventoux vindt hij het jammer dat Virenque na een monstervlucht wint. Cru noemt een journalist zijn uitlating, waarvan hij vermoedt dat deze verwijst naar het dopingverleden van de Fransman. De Hagenees ontkracht dit direct. ,,Nee, nee. Hij valt natuurlijk wel aan, maar hij rijdt gewoon niet veel beter dan ik.’’ Als een etappe later Santiago Botero een zelfde huzarenstukje uithaalt kriebelt de jongensdroom bij Boogerd als nooit tevoren. In de koninginnerit naar La Plagne speelt hij alles of niets.
Op de Galibier tuft het peloton in een schilderachtig decor omhoog. De Italiaan Bruseghin gaat vier kilometer voor de top in de aanval. Addy Engels maakt tempo voor Boogerd en een kopgroep is geboren. De Hagenees baalt als hij klassementstoppers als Azevedo, Botero en Sevilla naast zich ziet. Als het peloton rap nadert gaat hij er op de Télégraphe alleen vandoor. In de afdaling komen de sprinters O’Grady, Hunter en Fagnini hem even gezelschap houden, maar in de eerste meters van de hellende weg op de Madeleine sprint Michael Boogerd bij hen vandaan. Hij rijdt alleen aan kop. Zijn jongensdroom keert terug. In de vallei voor de slotklim naar La Plagne verliest hij geen meter op een achtervolgende groep. Moederziel alleen klimt hij omhoog. Het klavertje vier bungelt aan zijn ketting en heeft gezelschap gekregen van een nieuw dierbaar sieraad. Het eerste melktandje van zijn vriendin is in een plaatje samengevoegd met kleine Michael’s eigen eerste gevallen tandje. Omringd door bergreuzen denkt hij aan Den Haag. De Alpen zijn even statige huizen, de volgwagens en motoren het stadsverkeer en de enthousiaste toeschouwers een meute kakelende voetgangers. Hij rijdt alias Hennie Kuiper op de brug. Carlos Sastre komt in zijn richting gesneld. De voorsprong slinkt zienderogen. Van zes naar vijf, van vijf naar vier, van vier naar twee-en-een-halve minuut. De tachtig slopende solokilometers lijken zich te gaan wreken. Als Tourheerser Lance Armstrong vier kilometer voor de eindstreep zijn zinnen zet op een aanval vreest iedereen voor Boogerd’s kansen. Indrukwekkend, heroïsch. De Nederlandse journalisten halen toch maar alvast de superlatieven uit de woordenkast. Michael stampt door. De melktandjes zwiepen ritmisch tegen zijn kin. De concurrentie komt minder snel dichterbij. Nog één kilometer. Hij geniet en lacht zijn karakteristieke grote tanden bloot. Zijn hand grijpt naar zijn ketting en hij kust de amuletten. Hij is even de gelukkigste renner in de Tour.. Een stevige knuffel haalt hem terug uit Den Haag. ‘Mooi, joh’, kraait ploegleider Adri van Houwelingen. Koning van de bergen zal hij nooit worden, maar de koninginnerit 2002 staat achter zijn naam. Kleine Michael is nu echt groot. Hij stapt in de auto en met een gelukzalig gevoel rijdt hij naar het hotel.
(Uit 'Lance en de Rest' - Raymond Kool)